Wanneer je twee dingen vergelijkt, kun je zeggen dat het ene ding meer is dan het andere ding, dat het ene ding minder is dan het andere ding, of dat de twee dingen hetzelfde zijn. Om te zeggen dat iets meer is dan iets anders, kunt u de volgende patronen gebruiken:
(voor bijvoeglijke naamwoorden met minder dan drie lettergrepen)
“Mijn vader is rijker dan jouw vader.”
“Deze trein is langzamer dan de vorige.”
(voor bijvoeglijke naamwoorden met drie of meer lettergrepen)
“John is intelligenter dan Bill.”
“Melanie is mooier dan Karen.”
Om te zeggen dat iets “minder” is dan iets anders, kunt u de volgende patronen gebruiken:
- “niet zoals” + bijvoeglijk naamwoord + “zoals”
“Kevin is niet zo sterk als David.”
“Paarden zijn niet zo slim als varkens.” - “minder” + adjectief + “dan”
“Mijn horloge is minder duur dan dat van jou.”
Om te zeggen dat iets “meer” is dan iets anders op een sterkere manier gebruik je “veel” of “veel” op de volgende manieren:
“Mijn vader is een stuk rijker dan jouw vader.”
“Melanie is veel mooier dan Karen.”
Om te zeggen dat twee dingen hetzelfde zijn, kun je het volgende patroon gebruiken:
- “zoals” + ADJECTIVE/ADVERB + “zoals”
“Darren loopt net zo hard als John.”
“De bus is net zo druk als de metro.”