David en de Jacobijnen
In 1793 nam het geweld van de Revolutie dramatisch toe tot de onthoofdingen op de Place de la Concorde in Parijs een constante werden, wat een zekere Dr. Joseph Guillotine ertoe bracht een machine uit te vinden die de efficiëntie van de bijl en het blok zou verbeteren en daardoor de executies menselijker zou maken. David zat er middenin. Vroeg in de Revolutie was hij lid geworden van de Jacobijnen, een politieke club die na verloop van tijd zou uitgroeien tot de meest rabiate van de verschillende rebellengroeperingen. Onder leiding van de noodlottige Georges Danton en de beruchte Maximilien Robespierre, zouden de Jacobijnen (inclusief David) uiteindelijk stemmen voor de executie van Lodewijk XVI en zijn koningin Marie Antoinette, die waren betrapt bij een poging om over de grens naar het Oostenrijkse Rijk te ontsnappen.
Marat en Christus
Jacques-Louis David, Dood van Marat, 1793, olieverf op doek, 165 x 128 cm (Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Brussel)
Detail, Jacques-Louis David, Dood van Marat, 1793, olieverf op doek, 165 x 128 cm (Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Brussel)
Op het hoogtepunt van het Terreurbewind in 1793 schilderde David een gedenkteken voor zijn grote vriend, de vermoorde uitgever Jean Marat. Net als in zijn Dood van Socrates vervangt David de iconografie (symbolische vormen) van de christelijke kunst door meer eigentijdse onderwerpen. In Dood van Marat, 1793, is een geïdealiseerd beeld te zien van Davids gedode vriend Marat, die de introductiebrief van zijn moordenares (Charlotte Corday) vasthoudt. Het bebloede mes ligt op de grond en heeft een fatale wond veroorzaakt die, net als de compositie van het schilderij, een verwijzing is naar de graflegging van Christus en een soort geseculariseerde stigmata (een verwijzing naar de wonden die Christus aan zijn handen, voeten en zijde zou hebben opgelopen toen hij aan het kruis hing). Probeert David nu revolutionaire martelaren te vinden om de heiligen van het katholicisme (die vogelvrij waren verklaard) te vervangen?
David en Napoleon
In 1794 had het Terreurbewind zijn beloop gehad. De Jacobijnen begonnen niet alleen gevangen genomen aristocraten te executeren, maar ook mede-revolutionairen. Uiteindelijk zou Robespierre zelf sterven en de overgebleven Jacobijnen werden eveneens geëxecuteerd of gevangen gezet. David ontsnapte aan de dood door afstand te doen van zijn activiteiten en werd opgesloten in een cel in het voormalige paleis, het Louvre, tot hij uiteindelijk werd vrijgelaten door de briljante nieuwe heerser van Frankrijk, Napoleon Bonaparte. Deze kleine Corsicaan was de jongste generaal in het Franse leger geweest en was tijdens de Revolutie een nationale held geworden door een schijnbaar eindeloze reeks zegevierende militaire campagnes tegen de Oostenrijkers in België en Italië. Uiteindelijk zou Napoleon het grootste deel van Europa controleren, zichzelf tot keizer kronen, en David vrijlaten als erkenning dat het talent van de kunstenaar de doelen van de heerser kon dienen.