De term umma is een Arabisch woord. Het wordt in de Koran tweeënzestig keer gebruikt, zowel in de Mekkaanse als in de Medinese periode. De meest voorkomende betekenis is die van een groep mensen of een gemeenschap, en het verwijst ook naar een religieuze gemeenschap of een groep mensen die de leiding van God volgen. Het meeste gebruik van umma in de Koran heeft echter niets te maken met de gemeenschap van de profeet Mohammed.
Het concept van een gemeenschap van gelovigen (umma) kreeg vorm tijdens het leven van de profeet, eerst in Mekka en daarna in Medina. In Mekka deelde de kleine groep volgelingen van de Profeet bepaalde gemeenschappelijke geloofsovertuigingen, waarden en praktijken die samenhingen met de nieuwe godsdienst, de Islam, en werd zij geleidelijk onderscheiden van de rest van de Mekkanen. De Mekkaanse families werden verdeeld; sommigen volgden de traditionele godsdienst van Mekka (heidendom) terwijl anderen de nieuwe godsdienst volgden. Religieuze verwantschap werd belangrijker dan familiebanden of lidmaatschap van een stam. Toen de Profeet en zijn kleine groep volgelingen uit Mekka naar Medina vluchtten, vormden zij met de moslims van Medina een aparte gemeenschap (umma) in tegenstelling tot bijvoorbeeld de joodse gemeenschap aldaar. Tegen de tijd van de dood van de Profeet in 632 c.e. hadden zijn volgelingen, bekend als “gelovigen” of moslims, een eigen identiteit. De vroege strijd van deze gemeenschap met niet-moslims, hetzij in de algemene Arabische opstand (632-633) tegen de moslimheerschappij vanuit Medina, hetzij, daarna, met de Byzantijnse en Sassanidische rijken in de veroveringsoorlogen, leidde tot een scherper beeld van wat de moslim- umma was; dat wil zeggen, zij was gebaseerd op het geloof in één God, in het profeetschap van Mohammed, en in een supranationale broederschap.
Hoewel sommige geleerden hebben getracht de umma te vereenzelvigen met etniciteit, werd het begrip van de umma in de tijd van de Profeet, en vooral in de na-profetische periode, losgekoppeld van etnische identiteit, maar bleef het stevig verbonden met de religieuze identiteit van de Islam. In de vroege Islam viel deze religieuze umma samen met de politieke umma: Moslims verenigden zich onder één heerser gedurende de perioden van de Profeet, de Rashidun kaliefen, de Umayyaden, en de vroege Abbasiden. Dit verenigde politieke lichaam raakte echter versplinterd door het ontstaan van een reeks afzonderlijke politieke gemeenschappen onder de moslims vanaf het begin van de negende eeuw. Desondanks is het concept van de umma als een gemeenschappelijke broederschap van alle moslims, gebaseerd op de twee kernideeën van gedeelde geloofsovertuigingen en gelijkheid, een ideaal gebleven waarnaar moslims over het algemeen streven.
In de twintigste eeuw werd nationalisme een belangrijke kracht in moslimlanden, aansluitend op de geschiedenis van versnippering. In dezelfde periode, en ondanks discussie over de “islamiciteit” ervan, werd het model van de natiestaat door de moslims overgenomen, vooral na de afschaffing van het laatste, maar destijds grotendeels symbolische, Osmaanse kalifaat in 1924. Er blijft echter onder sommige moslims grote onrust bestaan over de vraag waar hun eerste loyaliteit ligt: bij de natiestaat of bij de islam, vooral wanneer de doelstellingen van de twee niet noodzakelijk overeenstemmen. Wat zich aftekent is een opvatting dat de natiestaat een politieke realiteit is die zal blijven bestaan, maar dat inspanningen moeten worden gedaan om ervoor te zorgen dat zowel de moslimnatiestaten als de minderheden over de gehele wereld nader tot elkaar worden gebracht binnen het kader van de religieuze umma. Voorbeelden hiervan zijn de oprichting van supranationale instellingen zoals de Organisatie van de Islamitische Conferentie en haar dochterondernemingen, die zijn opgericht om de politieke en economische samenwerking te bevorderen. Belangrijker nog is dat het concept en het ideaal van de umma worden versterkt door gemeenschappelijke leringen en door religieuze instellingen zoals de bedevaart (hadj), een jaarlijkse bijeenkomst van moslims in Mekka. Hoewel dit de moslimnaties dichter bij elkaar kan brengen, zijn er ook splijtzwammen aan het werk, vertegenwoordigd in ideologische, etnische, linguïstische en culturele verschillen.
Zie ook˓Ibadat ; Modern Denken .
BIBLIOGRAPHY
Ahsan, Abdullah al-. Ummah of Natie? Identiteitscrisis in de hedendaagse moslimsamenleving. Leicester, U.K.: Islamic Foundation, 1992.
Ali, Muhammad Mumtaz. The Concepts of Islamic Ummah &Shariah. Selangor, Maleisië: Pelanduk Publications, 1992.
Black, Antony. The History of Islamic Political Thought: from theProphet to the Present. Edinburgh: Edinburgh University Press, 2001.
Abdullah Saeed