Palm hoofdstuk 91 stelt de wereld voor als een slagveld waar verschillende kwaden voorkomen. De passage spreekt over de “nachtelijke verschrikking”, “pijl die des nachts vliegt”, “pestilentie”, en “verwoesting”. Wee hem die blind rondloopt in zo’n verschrikkelijke plaats. Apostel Paulus beschreef de situatie als een oorlog met kwade geestelijke machten van de duisternis: “Want wij worstelen niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de heersers van de duisternis van deze wereld, tegen de geestelijke boosheden in de hoogte” (Ef.6:12).
In de oudheid hadden steden of volken burchten of torens. Dit waren plaatsen van veiligheid. Ze werden gekenmerkt door dikke muren en hoge verhoogde gedeelten op de muur waar een wachter stond om te observeren en de mensen te waarschuwen in geval van naderend gevaar.
In geval van gevaar en je bevond je buiten de poorten, dan rende je de vesting binnen voor je bescherming. Als wedergeboren kind van God moet je ook leven in de vesting van Gods Woord. Deze wereld is duister en onze ware bescherming ligt in de openbaring van Gods raad voor ons leven. Wanneer iemand een nauwere wandel met God ontwikkelt, zal hij of zij leven naar het spreken van God in zijn leven. Wanneer God zijn raad aan je openbaart, geeft dat vreugde en uit die vreugde komt kracht voort. De openbaring van Gods wil geeft je zicht om te zien en te wandelen, niet als een blinde maar als iemand die ziet. Dat is niet de situatie voor veel mensen. Hun leven ligt open voor de duivel om mee te spelen. Zij zijn naakt voor de machten van de duisternis. Maar een gelovige wandelt met God en is in feite verborgen in Christus – “Want gij zijt dood, en uw leven is met Christus verborgen in God” (Kol.3:3).
Wanneer je leeft naar de raad die God je openbaart, dan gebeurt wat je doet in de naam van de Heer. Als gelovige “wat gij ook doet in woord of daad, doet alles in de naam van de Here Jezus” (Kol.3:17). Die naam is je bescherming en geen enkele duivel kan dat verslaan. De naam des Heren is zijn aanwezigheid en omheining om u heen; het is uw ultieme toren van bescherming – “De naam des Heren is een sterke toren; de rechtvaardige loopt er in, en is veilig” (Pro.18:10).
Nu wij het bovenstaande hebben uitgelegd, laten wij Psalm 91 lezen. Merk op dat het woord dat in de Hebreeuwse tekst gebruikt wordt voor “geheime plaats” sether sithrah is en verwijst naar een schuilplaats van bescherming. Het is daarom dat andere versies, zoals de NIV, zeggen: “Hij die woont in de beschutting van de Allerhoogste zal rusten in de schaduw van de Almachtige”. Wanneer je het hele hoofdstuk leest, zul je je realiseren dat de schuilplaats waarnaar verwezen wordt eigenlijk een vesting of toren is. De Jeruzalem Bijbel verwoordt het heel goed als volgt:
Als je woont in de beschutting van Elyon en je huis maakt in de schaduw van Shaddai, dan kun je tegen Yahweh zeggen: ‘Mijn toevlucht, mijn vesting, mijn God op wie ik vertrouw!
En de verzen 14 en 15 zeggen verder:
Ik red een ieder die zich aan mij vastklampt, ik bescherm wie mijn naam kent, ik antwoord een ieder die mij aanroept, ik ben bij hen wanneer zij in moeilijkheden verkeren; ik breng hun veiligheid en eer.
Deze verzen sluiten duidelijk aan bij wat we lezen in Spreuken 18:10: “De naam des HEEREN is een sterke toren; de rechtvaardige vlucht daarin en is veilig”.