Onze opvatting over ziekte en gezondheid is de laatste decennia radicaal veranderd. Een “holistische” benadering van gezondheid is begonnen om de ziel opnieuw te verbinden met het lichaam, de toestand van onze geest met de toestand van onze gezondheid, onze levensstijl met onze levensverwachting. In dit proces genezen we niet alleen onszelf, maar ook de manier waarop we naar de wereld kijken.
Gezondheid wordt niet langer gezien als een passieve ervaring, niet langer nagestreefd als een klinische onderneming, maar steeds meer omarmd als een spirituele onderneming. We erkennen opnieuw dat we wat het lichaam kwelt niet kunnen scheiden van wat de geest kwelt. Wanneer onze wereld “verbrijzeld” is, “in stukken” ligt, “uit elkaar valt”, helpt genezing — van geest, lichaam en ziel — ons niet alleen de stukken bij elkaar te brengen. In deze grootste betekenis gaat genezing over meer dan het heupbeen opnieuw verbinden met het dijbeen met het kniebeen; het gaat over het opnieuw verbinden met onze ziel.
Het wordt steeds irrelevanter om simpelweg te spreken over het “genezen” van een depressie, het “behandelen” van een ziekte, of zelfs over het “herstellen” van gebroken botten — alsof elk deel van de menselijke ervaring een op zichzelf staande gebeurtenis is. De moderne trend van medische specialisatie heeft het genezingsproces gefragmenteerd. Maar het toenemende spirituele bewustzijn dat op vele gebieden samenkomt, trekt in de tegenovergestelde richting. Zowel artsen als patiënten kijken op van de kleinigheden waartoe de mens is teruggebracht en nemen een kijkje in de lucht. Deze holistische benadering van de gezondheid, in plaats van af te wijzen wat elke discipline te bieden heeft, tracht de verschillende delen van de mens te verenigen. We moeten genezing omarmen die ons hele wezen behandelt.