30 Different Ways to Use the Word RUN

Vocabulary Builder Course

Run as a Verb

run = snel bewegen met behulp van je benen

  • De atleten rennen naar de eindstreep.
  • De hond rende achter de auto aan.

run = vertrekken/gaan (informeel)

  • Sorry, ik kan nu niet praten – ik moet rennen!
  • Hij moest rennen naar een vergadering; hij komt later terug.

run = beheren, leiden, de leider/organisator zijn

  • Zij runt een bijlesbedrijf.
  • Ik heb deze maand een speciaal project lopen.

run = reizen over een vaste route

  • De bus rijdt elke tien minuten

run = een machine die werkt

  • Stop je hand er niet in terwijl de machine draait.
  • Hij liet de auto lopen terwijl hij de winkel in ging.

run = vloeistof die naar buiten stroomt

  • Mijn neus loopt – ik heb een zakdoekje nodig.
  • De tranen liepen over haar gezicht.
  • Er is geen stromend water in het dorp.
    (“stromend water” is het moderne watersysteem waarbij je de kraan opendraait en er automatisch water uitkomt)

run = kandidaat zijn voor een politieke functie

  • Melanie stelt zich kandidaat als senator van de staat.
  • Joe heeft zich twee keer verkiesbaar gesteld voor het presidentschap.

run = kosten (informeel)

  • Reparaties aan uw airconditioner kunnen u een paar duizend dollar kosten.

Phrasal Werkwoorden met RUN

run into = tegenkomen

  • Ik had niet verwacht dat ik mijn tandarts in de nachtclub tegen het lijf zou lopen.
  • We waren niet op tijd klaar omdat we een paar problemen tegenkwamen.

Overrijden = wanneer een auto ergens overheen rijdt

  • Ik reed over een konijn terwijl ik van mijn werk naar huis reed.

opraken = wanneer de voorraad van iets op is; er is geen meer beschikbaar

  • De popcorn is op en ik moest nog wat gaan kopen.
  • De kinderen maken al de hele dag ruzie en mijn geduld raakt bijna op.

iets aan iemand voorleggen = de mening of goedkeuring van die persoon krijgen

  • Ik heb een paar ideeën die ik graag aan jou wil voorleggen.

Idioma’s &Uitdrukkingen met RUN

op de vlucht = haast hebben, of proberen te ontsnappen aan de politie

  • Ik heb geen tijd voor hobby’s omdat ik altijd op de vlucht ben.
  • Drie criminelen zijn uit de gevangenis ontsnapt en zijn nu op de vlucht.

op de lange duur = gedurende lange tijd, of in de verre toekomst

  • Ik weet dat het niet leuk is om te sporten, maar op de lange duur is het wel goed voor je.

door rood licht rijden = illegaal door een rood verkeerslicht rijden

  • Hij kreeg een bekeuring nadat hij door rood licht was gereden.

loop in de familie = een gemeenschappelijk kenmerk zijn in een biologische familie

  • Stoornis lijkt in haar familie voor te komen.

iemand voor zijn geld laten lopen = het zeer goed opnemen tegen iemand die een gevestigde expert is

  • Johnson is de regerend kampioen turnen, maar ik denk dat Smith hem dit jaar voor zijn geld zal laten lopen.

boodschappen doen = de noodzakelijke taken van het dagelijks leven buitenshuis verrichten

  • Ik heb vanmiddag een aantal boodschappen gedaan – ik ben naar de bank, het postkantoor en de supermarkt geweest.

op rolletjes lopen = perfect efficiënt en op tijd functioneren

  • Alles was zeer goed georganiseerd en de conferentie liep op rolletjes.

loop op stoom = verlies energie/momentum

  • Ik liep halverwege de marathon op stoom en heb de marathon niet uitgereden.

loop ongebreideld = loopt, groeit of ontwikkelt zich uit de hand

  • De ziekte tiert welig op het platteland.

run-of-the-mill = gemiddeld, typisch, niets bijzonders

  • We kregen een run-of-the-mill rode wijn geserveerd die niet bijzonder gedenkwaardig was.

hit a home run = een bijzonder succesvolle prestatie leveren

  • Zijn eerste drie bedrijven mislukten, maar met het vierde bedrijf sloeg hij een home run.

Deze uitdrukking komt uit het honkbal – een “homerun” is wanneer een speler de bal zo ver slaat dat deze buiten het veld komt, waardoor hij automatisch ten minste één punt scoort.

de aanloop naar = de periode voorafgaand aan een belangrijke gebeurtenis

  • De deelnemers trainen allemaal hard in de aanloop naar het toernooi.

run a tight ship = voer een zeer strikte discipline

  • De directeur leidt een strak schip; ze accepteert geen excuses voor slordige fouten.

run interference = problemen blokkeren of afhandelen namens een ander

  • De schrijfster krijgt veel post, dus heeft ze een persoonlijke assistent die voor haar interfereert.

Deze uitdrukking komt uit het American football, waar een speler kan “run interference” (spelers van het andere team blokkeren) zodat zijn teamgenoot met de bal een vrije doorgang kan hebben.

de loop hebben = diarree hebben

  • Nadat ik wat varkensvlees van een straatverkoper had gegeten, had ik een paar dagen de loop.

iemand afmatten = de persoon extreem moe maken door hem bezig te houden/overwerkt te houden

  • De baas heeft het hele team afgetuigd door van ons te verwachten dat we elke dag tot middernacht doorwerken.

hun standpunten staan haaks op die van zijn collega’s

  • Hun standpunten staan haaks op die van zijn collega’s.

had a good run = een periode van succes hebben

  • De band had een goede run in de jaren negentig, met verschillende wereldtournees.

run the gamut = bestrijkt een breed scala

  • Haar hobby’s lopen uiteen van postzegels verzamelen tot waterskiën.

Wilt u uw woordenschat vergroten& uw spreekvaardigheid verbeteren?

Lees meer over de cursus Vocabulary Builder

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.